Iedereen kan vragen stellen. Echt goede vraagtechnieken gaan net een stapje verder.
“Het lijkt wel of ik nooit echt naar mijn kind heb geluisterd”. Aan de blik in haar ogen zag ik dat het haar aangreep.
We hadden twee weken daarvoor aan haar vraagtechnieken gewerkt. Ze had er stevig mee geoefend. Met collega’s, met haar partner en ook met haar kinderen. Ze had ze vooral veel open vragen gesteld.
“Ze begonnen ineens honderduit te vertellen over school. Dat deden ze eerst nooit. Heb ik dan nooit echt interesse gehad?” zei ze tegen me.
Natuurlijk had ze wel interesse gehad. Het maakt gewoon heel veel uit met welke vragen je die interesse toont. Als je vraagt: “Was het leuk op school?” dan kan je er donder op zeggen dat je “Ja”, “nee” of “weet ik niet” terug krijgt.
Vraag je: “Wat heb je vandaag gedaan?” dan krijg je een verhaal. Ja, ik weet dat als je dit aan een puber vraagt je meestal “Weet ik veel” terug krijgt. Pubers zijn een buitencategorie.
De rest van de mensheid vindt het fijn vindt als iemand je open vragen stelt. Dan voel je je gehoord. Je voelt je uitgenodigd om te vertellen.
Dus behalve dat open vragen je véél meer en betere informatie opleveren, zorgen ze ook nog voor een beter contact met je gesprekspartner. Een goede vraagtechniek is een mes dat aan twee kanten snijdt.
Hoe het ook alweer zit met open vragen?
Open vragen
Open vragen zijn vragen waarop je een verhaal als antwoord terugkrijgt. Door open vragen te stellen nodig je iemand uit om (veel) informatie te geven.
Een open vraag begint met een van de volgende (vraag)woorden:
Wie, Wat, Waar, Wanneer, Welke, Hoe
Een vraag die met één van deze vraagwoorden begint, is onmogelijk met “ja” of “nee” te beantwoorden. Meestal lok je met een open vraag minstens een hele zin uit.
Gesloten vragen
Tegenover open vragen staan gesloten vragen. Je gebruikt een gesloten vraag als je ergens bevestiging van wilt hebben. Is dat zo of is dat niet zo?
Een gesloten vraag begint niet met een vraagwoord maar met een werkwoord.
Gesloten vragen kunnen ook nog andere vormen hebben. Ze beginnen met een veronderstelling. “Ik denk dat ik morgen moet beginnen. Klopt dat?” Of het is een keuzevraag: “Zal ik u bellen of belt u mij?” Hier zit een suggestie in.
Vraagtechnieken lijken simpeler dan ze zijn. Als je op de goede manier open en gesloten vragen kunt gebruiken dan is dat enorm krachtig. Ze zijn de basis voor al mijn (door)vraagtrainingen. Zoals bijvoorbeeld deze training.