Hoe je structuur in een verhaal, tekst of presentatie maakt.
Herken je dit? Je gaat een presentatie verzorgen of een rapport schrijven. Je hebt ruim de tijd om het voor te bereiden. Je vindt het onderwerp leuk en je hebt ideeën zat.
En dus lees je alles wat je kunt vinden over het onderwerp. Je praat met mensen. Je mengt je in discussiegroepen. En al snel heb je een grote stapel met feiten, meningen, afbeeldingen en leuke metaforen.
En dan komt het moment dat alles samen moet komen in je verhaal. Je gaat er echt voor zitten. En dan is er alleen maar chaos. Je ziet door de bomen het bos niet meer. Waar moet je beginnen en waar eindigt het? Wat vertel je wel en wat vertel je niet? Je raakt helemaal vast. Frustrerend, niet?
Ik weet dat veel mensen ermee worstelen. Het is de stap om van creatieve ideeën naar een praktische invulling te komen. Hoe krijg je structuur in je verhaal? Dat komt voor bij vrijwel ieder creatief proces. Schilders, beeldhouwers en muzikanten hebben er ook last van.
Je hersenen bestaan uit twee delen. Je linkerhersenhelft is de analytische, rationele helft. Dat is het gedeelte waar ook je taalfuncties zitten. Je rechterhersenhelft gaat over een ruimtelijke en creatieve manier van denken.
Het ontbreekt vaak aan een manier om creatieve gedachten te ordenen tot iets wat praktisch uitvoerbaar is. Om het, als het ware, van je linker- naar de hersenhelft te brengen. Zodat er structuur in je verhaal komt.
Creativiteit begint met chaos. Dat is de manier waarop je creatieve deel werkt. Het associeert (springt van gedachte naar gedachte) en werkt niet lineair zoals je analytische gedeelte. Zonder structuur of ordening blijf je achter met chaos waarmee je niets kunnen beginnen.
Structureren is vaak een lastige stap. Dat komt omdat je geen effectieve manier hebt om dat te doen.
Om structuur in je verhaal te brengen, dat wil zeggen een logische verhaallijn te maken, kan je heel goed de leerstijlen van David Kolb gebruiken. Kolb stelt dat er vier leerstijlen zijn:
Why, de bezinner – dat zijn de mensen die vooral bezig zijn met de WAAROM vraag. Het zijn de filosofen.
What, de denker – de denker is vooral geïnteresseerd in WAT het precies is. Dit zijn de techneuten en wetenschappers.
How, de doener – de beslissers zijn bezig met HOE je iets kunt toepassen. Hier zitten de doeners.
What if, de beslissers – en als we het dan toepassen, wat levert het dan op? Hier zitten veel beslissers.
Het complete model van Kolb is veel complexer. Maar dit is voldoende om een verhaallijn te bouwen. Om iedereen aan te spreken met je verhaal moet je namelijk alle vier de leerstijlen meenemen.
Dat doe je door de leerstijlen in de goede volgorde in je verhaal op te nemen. Dus: WHY, WHAT, HOW en WHAT IF.
Pak nu een stapel post-its en schrijf op ieder blaadje een aspect van je verhaal. Gebruik steekwoorden. De volgorde maakt (nog) niet uit. Schrijf gewoon alles op wat met je verhaal te maken heeft. Selecteren doe je later.
Pak nu vier A4-tjes, eentje voor iedere leerstijl. Vervolgens verdeel je de beschreven post-its over je A4-tjes. Alles wat te maken heeft met de aanleiding bij ‘WHY’, inhoudelijke zaken bij ‘WHAT’, toepassen ervan bij ‘HOW’ en het resultaat bij ‘WHAT-IF’.
Je zult ontdekken dat bepaalde A4-tjes meer gevuld zijn dan anderen. Dat wil zeggen dat je nog aspecten mist. Vul die nu aan.
Het enige dat je nu nog hoeft te doen is, per A4-tje een logische volgorde aanbrengen. Dat is niet moeilijk meer.
Maak je verhaal of presentatie met behulp van je A4-tjes. Je begint met de WHY, de aanleiding. Vertel daarna de WHAT, de details van het onderwerp. Vervolg met de HOW, hoe je het kunt toepassen. Sluit af met de WHAT-IF, dus welk fantastisch resultaat het heeft. Et voila, daar is je verhaallijn!
Ik gebruik deze methode al heel lang voor iedere presentatie en ieder document, zeker als het onderwerp nieuw is. Het bespaart me een heleboel tijd en zorgt voor een goed te volgen verhaal. Ik zou zeggen: probeer het eens uit!